Feiten en fabels over klinieken

Zelfstandige klinieken behandelden in 2024 ruim 1,3 miljoen patiënten (bron: Vektis): 17,8% van het totale aantal patiënten in de medisch-specialistische zorg (msz). Kijken we alleen naar het planbare deel hiervan, dan is dit zo'n 25%. Kortom: klinieken dragen direct bij aan kortere wachttijden en toegankelijkheid.

Belangrijk, want er zijn steeds minder zorgmedewerkers terwijl het aantal ouderen groeit. Klinieken leveren ook in de toekomst graag hun maatschappelijke bijdrage door de zorg, in samenwerking met de ziekenhuizen, toegankelijk en betaalbaar te houden.

Feiten en fabels

Toch is niet iedereen overtuigd van de toegevoegde waarde van klinieken in het zorglandschap. Er doen veel fabels over klinieken de ronde (in politiek, media en maatschappij) die misschien van toepassing zijn op de klinieken van twintig jaar geleden, maar waar de klinieken anno 2025 zich niet in herkennen. Wat is nu het échte verhaal over klinieken? We zetten de fabels en feiten op een rij.

Fabel #1 We kunnen best zonder klinieken

Feit: met ruim 1,3 miljoen patiënten hebben klinieken een patiëntaandeel van bijna 18%. Deze zorg leveren klinieken met zo’n 12.000 medewerkers: zo’n 3 à 4 procent van alle medewerkers in msz. Zelfs met dit aandeel is er sprake van lange wachttijden: uit de VWS-monitor van juni 2025 blijkt dat in 44% van de gevallen de wachttijden voor een behandeling in het ziekenhuis uitkomen boven de Treeknorm (aanvaardbare wachttijden in de zorg). Voor poliklinische behandelingen moeten patiënten zelfs in 49% van de gevallen te lang wachten. Klinieken werken door hun focus heel efficiënt: zij behandelen veel patiënten in weinig tijd. Zonder klinieken worden de wachttijden dus nog langer en moeten patiënten nog langer wachten op planbare zorg.

Fabel #2 Er is een grote uitstroom van ziekenhuismedewerkers naar klinieken

Feit: uit arbeidsmarktdata (bron: Pensioenfonds Zorg en Welzijn) blijkt dat er slechts een kleine uitstroom is van medewerkers van ziekenhuizen naar klinieken. Deze uitstroom is vrijwel gelijk aan de uitstroom van medewerkers van klinieken naar ziekenhuizen. Ook interessant om te weten in deze context: er werken zo’n 900 verpleegkundigen bij klinieken en 80.000 verpleegkundigen in ziekenhuizen. Én van de medisch specialisten die in klinieken werken, werkt meer dan de helft (55 à 60 procent) ook in een ziekenhuis.

Fabel #3 De arbeidsvoorwaarden bij klinieken zijn beter dan in ziekenhuizen

Feit: de primaire arbeidsvoorwaarden bij klinieken en ziekenhuizen zijn ongeveer gelijk. ZKN-klinieken hebben een cao net als de ziekenhuizen. Het gemiddelde salaris van beide cao’s is gelijk. Als we inzoomen op het minimale salaris (laagste schaal) dan is dit 5,6% lager in de cao van ZKN. Het maximale salaris (hoogste schaal) is hoger in de cao ZKN: 2,4%. Tot schaal 70 liggen de salarissen in de cao ZKN lager dan in de cao NVZ. Klinieken worden door medewerkers gewaardeerd als werkplek: medewerkers zijn positief over de tijd die er is voor de patiënt, over de goed georganiseerde werkprocessen, over de korte lijnen met collega’s en over de prettige onderlinge werksfeer.

Fabel #4 Klinieken willen alleen maar makkelijke patiënten behandelen

Feit: klinieken beschikken niet over een intensive care. Daarom mogen klinieken alleen relatief gezonde patiënten behandelen. Klinieken behandelen dus voornamelijk gezonde patiënten met een lichte aandoening (in medische termen: ASA-1- en ASA-2-patiënten). Bij dit type patiënten is de kans op ernstige complicaties minimaal. Bij behandelingen waarvoor geen narcose nodig is (denk aan ingrepen aan oog en huid) behandelen klinieken ook zogenaamde ASA-3-patiënten; dit zijn patiënten met een ernstige aandoening waarvoor medicatie wordt gebruikt, en waarvan de patiënt beperking bij dagelijkse activiteiten ervaart. Denk hierbij aan diabetes type 2, COPD of overgewicht. Dat klinieken zich richten op patiënten met een eenvoudig ziektebeeld is dus het gevolg van faciliteiten en afspraken.

Fabel #5 Klinieken zijn duur/maken de zorg duurder

Feit: Gupta Strategists heeft onderzocht hoe het zit met de tarieven van klinieken. Uit hun onderzoek (De kracht van focus) komt dat de gemiddelde tarieven bij klinieken lager liggen dan bij de ziekenhuizen. Als we inzoomen op de behandelingen van veel voorkomende aandoeningen (staar, heupartrose en huidkanker) dan liggen tarieven in klinieken juist 4 à 5 procent lager dan in ziekenhuizen. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat klinieken juist een drukkend effect hebben op de prijs: de prijsontwikkeling van de behandelingen voor staar, heupartrose en huidkanker was sinds 2012 ondergemiddeld ten opzichte van de gemiddelde prijsstijging.

Fabel #6 Kliniekpatiënten maken veel gebruik van ziekenhuizen als het misgaat

Feit: het aantal kliniekpatiënten dat gebruikmaakt van ziekenhuisfaciliteiten (inclusief IC) na behandeling is verwaarloosbaar. Uit onderzoek van ZKN (2020) blijkt dat van de 860.000 patiënten in slechts 0,026% van de behandelingen een ziekenhuisopname volgt (ter illustratie: in 2019 ging dit om 221 patiënten). In slechts 0,0005% van de behandelingen volgde een IC-opname (ter illustratie: in 2019 ging dit om 5 patiënten). Gezien de manier waarop we in Nederland de zorg hebben georganiseerd, is het common practice dat patiënten die behandeld worden in algemene ziekenhuizen en klinieken indien nodig een beroep kunnen doen op topklinische zorg vanwege de aanwezige expertise en faciliteiten.

Fabel #7 Klinieken willen niet bijdragen aan opleiden

Feit: klinieken dragen nu al – op beperkte schaal – bij aan het opleiden van artsen en verpleegkundigen. Dit doen zij in de meeste gevallen in samenwerking met ziekenhuizen. Er zijn hierbij wel een aantal uitdagingen: vanwege de focus van klinieken op één of een beperkt aantal specialismen, zijn zij niet altijd geschikt als opleider omdat basisartsen brede ervaring moeten opdoen. Ook zijn klinieken vaak niet aangesloten bij regionale samenwerking en hebben zij geen toegang tot beschikbare gelden voor initieel opleiden en (medische) vervolgopleidingen. Klinieken vervullen graag een grotere rol bij het opleiden van medische professionals.

Fabel #8 Regionale ziekenhuizen hebben financiële problemen door klinieken

Feit: uit de Benchmark Ziekenhuizen & UMC's (2024) van BDO blijkt dat er 9 ziekenhuizen in financiële problemen verkeerden. Deze ziekenhuizen zijn gevestigd in de provincies Groningen, Friesland en Overijssel, en in de regio’s Nijmegen, Uden en Tiel. In deze regio’s is de concentratie van klinieken zeer laag. De klinieken die er zijn gevestigd hebben een zeer beperkt zorgaanbod (specialismen). Klinieken zijn daar niet gevestigd omdat zij daar onvoldoende kunnen bijdragen aan toegankelijkheid; er is al voldoende aanbod om patiënten te helpen.

Onderzoek Gupta Strategists naar klinieken

Gupta Strategists deed in 2022 onderzoek naar zelfstandige klinieken. Zij keken hierbij naar vijf onderwerpen:

  • toegankelijkheid
  • kwaliteit
  • betaalbaarheid
  • maatschappelijke waarde
  • innovatie

In het onderzoeksrapport ‘de kracht van focus’ leest u belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek.

Bekijk het rapport: de kracht van focus